Onze tocht begint bij de Hubertuskapel in het Lesachtal. Deze kapel is gebouwd ter nagedachtenis aan de slachtoffers van en de omgekomen soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Vanaf de onderste Wolayer Alm loopt het pad met steile bochten de berg op en opent zich meteen een indrukwekkend panorama over het groene dal en de steile wanden van de zuidelijke Kalkalpen. Boven ons stort de ‘Hilden’waterval woest naar beneden. Een half uur later bereiken we het plateau van de bovenste Wolayer Alm. Hierboven staan de koeien rustig te grazen, zich onbewust van het schittterende landschap waar ze deel van uitmaken.
Maar het is er hier niet altijd zo idyllisch geweest... Jan wijst me op een opening in de rotswand van het Biegengebergte, een zogenaamd ‘Donglloch’. Volgens de overlevering is hier ooit, op een belangrijke kerkelijke feestdag, een boer, die zijn zeis aan het scherpen was met een hamer (wat men dengeln noemt), gegrepen door de duivel. De geschrokken boer klemde zich aan zijn aambeeld vast. Door deze zware extra vracht lukte het de duivel niet, om over de kam van het Biegengebergte te vliegen en sloeg tegen de rotsen, een groot gat achterlatend.
Vandaag blijven we gelukkig met beide benen op de grond en vervolgen onze route over het bergpad. We horen steeds hard fluiten en ontdekken al snel de ‘daders’: een groep alerte bergmarmotten houdt lekker in het zonnetje zittend alles goed in de gaten.
De natuur langs onze route groeit en bloeit welig. En Jan weet over bijna ieder plantje, struikje en gewas wel iets te vertellen. Zijn enthousiasme werkt erg aanstekelijk en al snel hangen we met z’n allen boven de kleine loep om de inheemse bloemen te bestuderen.
En zo zien we, dat schoonheid voor het grijpen ligt, in elk detail. Onder de loep toont het complexe bloemetje van de parnassia zich, de zaden van de ratelaar rammelen en we laten de dikbuikige bloemknoppen van de blaassilene met een harde ‘plop’ openbarsten op de rug van onze hand.
Naast de details is ook de vindingrijke overlevingsstrategie van veel planten interessant: ze moeten lange, koude winters én hete, droge zomers kunnen doorstaan. Om dat te kunnen, hebben ze een plan B klaarstaan. Bijvoorbeeld het levendbarende Alpenbeemdgras, dat als het weer dat toelaat zaden vormt, maar ook kant en klare nieuwe planten voortbrengt.
Nog nadenkend over onze nieuwe indrukken staan we na de volgende berg opeens voor de turkooizen Wolayersee (1.967 meter), die, aan de voet van de ruige Seewarte (2.595 meter), in de zon ligt te schitteren.
Jan vertelt dat dergelijke meren in kalksteen zeldzaam zijn; het water komt niet uit een bron, maar is oppervlaktewater, regen- en smeltwater dus, dat normaal gesproken zou wegsijpelen. En het meer is hier niet eens het enige opvallende geologische fenomeen, men komt er ogen en oren tekort. Samen met een paar andere gemotiveerde wandelaars genieten we met een koel drankje in de hand op het terras van de Wolayerseehütte van het uitzicht over het meer. De Wolayersee is het eindpunt van een 6 tot 7 uur durende etappe van de Karnische Höhenweg, en dus een mooie beloning.
Fris begeven we ons op de Geotrail, die boven het meer door het Valentintörl slingert. Van hieruit kun je ook de vlakbij gelegen Rauchkofel (2.460 meter) beklimmen, of aan de andere kant in 2 tot 3 uur afdalen naar de Valentinalm. Een andere route loopt via een klettersteig naar de hoogste bergtop van de Karnische Alpen: de Hohe Warte (2.780 meter). Wij blijven in de voetsporen van de oeroude geschiedenis rond de Wolayersee. (Wie geen Jan bij zich heeft, in de Wolayerseehütte is handige info-folder verkrijgbaar).
In haast elke rots en steen zijn versteende sporen van de geschiedenis van onze aarde te vinden. 460 tot 320 miljoen jaar geleden was dit gebied een zee, met riffen en lagunes. De versteende inktvissen en zeelelies vormden ooit de basis voor de bergen in dit gebied.
Na deze korte ontdekkingstocht zijn we aan de lunch toe. Binnen een paar minuten staan we op Italiaanse bodem, aan de overkant van het meer. In Rifugio Lambertenghi komen we met een smakelijke pasta weer op krachten.
Het oversteken van de grens en het begrip tussen de verschillende volkeren is hier niet altijd zo vanzelfsprekend geweest. De nog steeds bewaard gebleven loopgraven en het prikkeldraad zijn daar de stille getuigen van. In de Eerste Wereldoorlog vochten de Italianen en de Oostenrijkers hard tegen elkaar. Veel mannen sneuvelden in de strijd, ook in het alpine gebied vielen veel slachtoffers, vertelt Jan. Terwijl we stenen over het water laten stuiteren en kijken hoe wandelaars pootje baden in het water, is het nauwelijks voor te stellen dat er in deze romantische omgeving zo’n bittere strijd werd gevoerd. Naast het risico der bergen vormen tegenwoordig alleen de gele en de blauwe monnikskap, die erg giftig is en langs de oevers en op de hellingen groeit, een risico voor de wandelaars.
Voor we aan de afdaling beginnen, laten we onze voeten nog even afkoelen in het koele water. Er klinkt gezang uit de Wolayerseehütte en de schaduwen worden langzaam langer. Veel wandelaars blijven hier slapen, om morgen de dag aan het meer te beginnen. In gedachten ben ik mijn volgende tocht alweer aan het plannen: via de Karnische Höhenweg naar de Wolayersee, zonder bereik en met lekker eten. Of dat Italiaans of Karinthisch wordt, ben ik nog niet helemaal uit, dat zie ik dan wel.
Hier aan de Wolayersee ligt alles per slot van rekening gebroederlijk naast elkaar: verschillende volken, de geschiedenis van de aarde en de mensen, en een veelzijdige flora en fauna. Een paradijs voor hobby-geologen, botanica, geschiedenis-fans, wandelaars, mountainbikers en klimmers. Voor iedereen eigenlijk.
Foto's, tekst en video: